Donald en zijn neefjes zoeken na een storm dingen op het Goudzand strand. Zo vinden ze een poederdoos en een zonnebril. Als Donald een gouden potlood ziet en het wil pakken knalt hij op Guus Geluk die daar ook aan het zoeken is. Ze krijgen ruzie en Kwik, Kwek en Kwak stichten de vrede door voor te stellen dat ze het strand delen. Zij en oom Donald krijgen het zuidelijke deel van het strand en Guus het andere deel. Kwik, Kwek en Kwak vinden een kistje met een oude krant er in. In de krant staat dat de Maharadja van Turkooisië een robijn verloren heeft op dit strand en dat hij een beloning van tienduizend gulden voor de robijn uitgeloofd heeft. Donald en de neefjes graven hun deel van het strand af. Guus kijkt toe en weet dat de robijn bij hem zal liggen als zij niets vinden. Zonder succes en doodmoe krijgt Donald een plan. Verkleed als maharadja gaat hij naar Guus. Hij vertelt hem dat de robijn al gevonden is en dat hij dus weg kan gaan. Guus lacht zich rot omdat Donald en zijn neefjes voor niets hard gezocht hebben. Hij wil de maharadja bedanken maar ziet de blaren op diens handen en hij begrijpt dat het Donald is. Guus biedt Donald en zijn neefjes tien cent per uur om zijn deel van het strand af te zoeken. Hij wil ook wel de buit delen en biedt Donald de helft van één procent. Uiteindelijk doorzoeken ze het strand voor duizend gulden. De politie ziet hen in actie en arresteert Donald voor het vernielen van het strand. Guus doet net alsof hij er niets van weet en de politie neemt hem niet mee. De rechter veroordeelt Donald tot een boete van vijfduizend gulden. Kwik, Kwek en Kwak willen hun oom helpen en zoeken op het laatste plekje van het strand waar ze nog niet geweest zijn omdat Guus daar de hele tijd op zijn rug gelegen heeft. Ze vinden de robijn. Donald en zijn neefjes zitten met blaren op hun handen in een mooie grote auto en Guus is hun chauffeur.