Donald wordt ontslagen uit de fabriek en samen met Kwik, Kwek en Kwak loopt hij door de haven. Hij droomt over het leven van een zeeman. Een man hoort hem daar over praten en verkoopt hem zijn schip De Drup. Ze gaan met een lading badschuim naar Acapulco maar ze komen in een grote storm terecht met enorme golven. Ze gooien tweehonderd dozen zeep in zee om de golven te breken. Dit lukt maar er ontstaat heel veel schuim. Ze raken het zicht kwijt en missen maar net een groot passagiersschip. Ze lopen aan de grond bij een vissersdorpje maar weten daar weer te ontvluchten aan de inwoners die boos zijn vanwege de hoeveelheid zeepsop in hun dorp. Ze komen in de haven van een stad en nemen daar vijftig zakken bonen mee als lading voor de terugreis. Maar op zee komen ze opeens niet meer vooruit want ze liggen op de rug van een slapende walvis. Ze maken de walvis wakker met de stoomfluit van de boot en laten hem niezen door peper te gebruiken. De walvis zwemt weg. Kwik, Kwek en Kwak zeggen dat een walvis heel veel geld waard is. Donald wil hem daarom vangen. Ze gebruiken het anker met een snoek eraan als vishaak. De walvis bijt erin maar trekt de boot hard weg. Met een touw weet Donald de boot tussen twee rotsen vast te leggen. Maar het touw komt zo strak te staan dat de boot in de lucht vliegt en ondersteboven komt te hangen. Als het touw weer slap komt te hangen komen ze op de bodem van de zee terecht. De walvis geeft een enorme ruk aan het touw waardoor ze weer boven op de rotsen terechtkomen. De lading bonen zet door het water echter enorm uit en de boot knalt uit elkaar. Ze maken van de planken van de boot een kajak en varen ermee terug.