Trigo en Brag worden door een vals bericht, geschreven door de vervalser Tassig, naar een afgelegen ravijn gelokt. Daar worden ze gevangen genomen door zwart geklede soldaten die werken voor Thara, een nicht van Trigo. Als Janno en Keren hen gaan zoeken, wordt Janno ook gevangen genomen. Keren, die voor dood in de woestijn achtergelaten was, wordt door een nomadenvolk als slaaf gebruikt. Na lange tijd ontsnapt Keren en keert terug naar Trigopolis, waar hij bemerkt dat Thara nu keizerin is. Om geld te sparen halveert zij het leger en haalt zij vele wapens weg bij de grens. De Gorths, een wild volk, vallen nu Trigopolis aan en overwinnen. Perik, Salvia, Keren en Thara vluchten en Thara krijgt wroeging. Zij vertelt dat Trigo, Brag en Janno nog leven en als slaaf werken op een piratenschip op de zee van Azov. Keren en Salvia gaan hen zoeken. Zij worden echter gevangen genomen door de Damaz-ruiters, een stam van vrouwelijke soldaten. Hun leider Almara is ziek en Salvia geneest haar. Als dank worden ze naar de zee van Azov gebracht. Als kooplieden die groenten verkopen, doen zij schip na schip aan om Trigo te vinden. Na lange tijd vinden zij het piratenschip met Trigo. Op het moment dat zij hem willen bevrijden, wordt het schip vernietigd door een zeemonster. Keren is echter in zee verdwenen. Salvia vertelt aan Trigo wat er gebeurd is. Trigo wil Trigopolis bevrijden en vraagt de andere galeislaven hem te helpen. Omdat Trigo de piratenkapitein Kassa het leven gered heeft, wil deze hem ook helpen. Janno en Salvia gaan eerst op zoek naar Keren. Zij ontmoeten Roffa uit het stadje Ellur. Roffa heeft zelf een vliegtuig gebouwd. Met dit vliegtuig vliegen zij naar Ellur, waar zij Keren vinden. Inmiddels is Trigo met zijn mannen de aanval op Trigopolis begonnen. Janno en Roffa nemen deel aan dit gevecht met het zelf gebouwde vliegtuig. Dankzij dit vliegtuig verslaan zij de Gorths. Trigo krijgt de macht terug en spaart Thara. Roffa blijft in Trigië en wordt officier in de Trigische luchtmacht.