Het is winter en het is erg koud. Oom Dagobert ziet in het park een zwerver op een bankje zitten en hij krijgt medelijden met hem. Hij haalt voor hem een bontjas, maar als hij die wil geven weigert de man deze. Hij heeft de jas niet nodig want hij heeft kranten onder zijn jas. De zwerver vertelt dat kranten de kou goed tegenhouden en raadt Oom Dagobert aan om dat ook te doen. Oom Dagobert zegt dat hij ook papier onder zijn jas heeft en laat zien dat zijn jas vol met bankbiljetten zit. De zwerver is onder de indruk.