Donald is hopman en vertelt verhalen aan de woudlopers. Hij vertelt dat als iemand zich bedreigd voelt door een dier, dat hij dan in een boom moet klimmen. Op dat moment schrikt hij van een adelaar en klimt zoals gezegd in een boom. Maar boven in de boom zit het nest van de adelaar en Donald wordt door de adelaar aangevallen waardoor hij uit de boom valt. Kwik, Kwek en Kwak en de andere woudlopers lachen hem uit. Als Donald in zijn tent zit, stort deze in omdat de tentstok op een molshoop stond terwijl Kwik, Kwek en Kwak hem daar nog zo voor gewaarschuwd hadden. Kwik, Kwek en Kwak maken twee wortels aan een varken vast zodat het grote slagtanden lijken. Ze doen net alsof ze door het varken aangevallen worden en Donald schiet te hulp. Hij denkt dat hij nu wel kan laten zien hoe dapper hij is maar hij schrikt van de slagtanden. Hij vliegt weer een boom in en Kwik, Kwek en Kwak lachen hem weer uit en laten zien dat de slagtanden maar wortels zijn. Donald schaamt zich rot en wil toch nog laten zien hoe dapper hij is. Hij pakt een berenhuid uit een houthakkershuisje en doet alsof hij door een beer aangevallen wordt. Kwik, Kwek en Kwak willen hem helpen maar om niet ontmaskerd te worden weigert hij de hulp. Donald komt echter vast te zitten in de berenhuid en rent hard weg. Kwik, Kwek en Kwak denken dat de beer achter hem aanzit. Ze willen Donald weer helpen maar die doet alsof hij de beer is en maakt hen enorm aan het schrikken. Bij het kampvuur betreuren Kwik, Kwek en Kwak het verlies van hun oom. Donald valt in zijn berenvel in slaap en als hij wakker wordt staat er een grote beer naast hem. Hij schrikt en rent hard weg naar het kamp waar de andere woudlopers zijn. Ze zien dat Donald in de berenhuid zat. De beer waar Donald van schrok werd gespeeld door Kwik, Kwek en Kwak die ook een berenhuid gevonden hadden.
