Het stoomschip Karel De Grote van Oom Dagobert vergaat op zee. De kapitein en de bemanning weten het schip te verlaten maar begrijpen niet waarom het schip gezonken is. Kwik, Kwek en Kwak liggen in het gras te mijmeren en bewonderen de mensen die voorbij komen. Ze bewonderen de bankier Poenstra omdat hij erg rijk is, rechter Kletskoek omdat hij erg goed kan praten, dokter Pilprik omdat hij iedereen beter maakt, mijnheer Kiek, een beroemde dichter en professor Knal. Oom Donald loopt voorbij en ze schamen zich voor hem omdat hij nog nooit iets gedaan heeft. Ze vragen hem wat hij eigenlijk doet voor zijn bestaan. Hij antwoordt dat hij tegenwoordig een slangenbezweerder is en hij laat met zijn fluit een slang uit een mandje dansen. Zijn neefjes zijn er helemaal niet van onder de indruk maar zijn er door teleurgesteld. Donald laat zien dat hij het met alle slangen kan en zorgt ervoor dat in het park een hele troep slangen achter hem aan glijdt. Kwik, Kwek en Kwak lezen in de krant dat professor Popoff kan uitzoeken wat het meest geschikte beroep is voor iemand en ze brengen oom Donald naar hem toe. Het apparaat tast de hersengolven af en bepaalt een getal. Het getal geeft honderdvijftien aan maar omdat er een vlieg op het scherm zit denkt de professor dat het elf en een half is. In zijn boek vindt hij dat bij dit getal het beroep van detective hoort. Kwik, Kwek en Kwak zijn erg blij en besluiten hun oom te helpen. Donald blijft liever bij zijn slangen om te fluiten. Oom Dagobert hoort dat zijn schip met goud gezonken is en dat velen er reeds naar gezocht hebben en dat niemand het schip terug kan vinden. Oom Dagobert beveelt zijn secretaris een goede detective te bellen. Omdat Kwik, Kwek en Kwak een advertentie in de krant hebben gezet voor hun oom, als de beste detective op de wereld, belt de secretaris hen. Ze nemen de opdracht aan en overtuigen hun oom, die grote tegenzin vertoont, om mee te gaan zoeken. Op de plek aan de kust waar het schip vergaan is zien ze een krater die vol met water staat maar er is geen spoor van het schip te vinden. Nadat ze op het strand hun kamp opgeslagen hebben gaan ze met een bootje de zee op. Donald componeert een nieuw lied, waarop slangen disco moeten kunnen dansen. Hierdoor komt er een enorme zeeslang uit zee omhoog. Maar de slang vertrekt weer en Donald beweert dat dat komt doordat hij hem met zijn fluit bezworen heeft. Kwik, Kwek en Kwak denken dat de zeeslang het schip mee naar zijn nest gesleept heeft. Ze gaan weer op zee zoeken maar als ze oom Donald vragen om weer mee te gaan om de slang te bezweren wil die echt niet meer mee. Als hun oom even slaapt pikken ze diens fluit zodat ze de zeeslang zelf kunnen bezweren. Op zee spelen ze een lied maar daar komen alleen sidderalen op af. Later, als Donald zijn fluit weer terug heeft, speelt hij aan de rand van het meer in de krater een lied op zijn fluit. De zeeslang komt uit het water en danst op de muziek. Na een tijd probeert Donald te ontsnappen maar de slang laat hem niet gaan. Nog steeds op zoek naar het nest van de zeeslang komen Kwik, Kwek en Kwak ook bij de krater en zien oom Donald uitgeput raken van het spelen op zijn fluit. Ze vragen via de radio Oom Dagobert een lading springstof te sturen zodat ze de krater kunnen laten ontploffen. De volgende dag komt een helikopter de lading brengen. Donald is inmiddels aan het eind van zijn Latijn. Maar in de vaten die gebracht zijn zit geen springstof maar peper. Met een grote hefboom gooien ze alle vaten peper in de bek van de zeeslang. Die krijgt het zo heet dat hij al het water uit de krater opdrinkt. Maar hij heeft nog steeds dorst en verdwijnt naar zee. Hij neemt met zijn staart het schip van Oom Dagobert mee. Ze zijn het schip voorgoed kwijt en moeten met lege handen terug naar huis. Als Kwik, Kwek en Kwak bedroefd thuis op een muurtje zitten komt professor Popoff voorbij. Hij heeft zijn fout bij het aflezen van het getal, dat het beroep van Donald aangeeft, opgemerkt. Donald heeft aanleg voor het zeldzame beroep van slangenbezweerder. Als Donald dit hoort gaat hij over zijn gehele lichaam schudden. Kwik, Kwek en Kwak liggen weer in het gras de mensen die voorbij komen te bewonderen. Donald prikt vrolijk al het afval in het park op.
