Donald en Kwik, Kwek en Kwak staren naar de hemel en fantaseren over het leven op de planeten. Donald denkt dat de levende wezens op de planeten alleen maar groter zijn. Kwik, Kwek en Kwak denken echter dat het leven daar heel anders is en zij vinden dat hun oom weinig fantasie heeft. Ze komen Willie Wortel tegen die net de Fantasie-Realisatie machine uitgevonden heeft. Iemand die daar gebruik van maakt denkt dat zijn fantasieën werkelijkheid worden. Ze gaan met ze vieren in de machine en Donald krijgt de kap op waardoor ze denken dat zijn fantasieën echt zullen zijn. Zo komen ze eerst op Jupiter waar alles elf keer groter is, de bomen zijn één kilometer hoog en de bergen wel vijftien kilometer. Ze komen grote sprinkhanen en vliegen tegen. Een boerderij die vier kilometer weg is ziet er normaal uit. Ze gaan daarna naar Nepar Tisjok die wel drieëntwintighonderd keer zo groot is als de aarde. De bomen zijn daar wel vijfentwintig kilometer hoog en de bergen wel vijfentwintighonderd kilometer hoog. Ze komen daar grote muggen tegen, mistbellen en stofdeeltjes. De pijl van een indiaan is zo groot als een flatgebouw. Daarna gaan ze naar Betelgeuze die pas echt groot is. Ze zien daar grote sneeuwvlokken, dennennaalden en een boerderij waar ze waterpokken tegenkomen. Willie denkt dat ze in de problemen zitten en haalt hen uit hun nieuwe wereld. Ze vertellen hun verhalen en Willie vindt Donald ook erg fantasieloos.