Donald en zijn neefjes kamperen in de vrije natuur. Een vrouw klaagt bij Donald dat hij Kwik, Kwek en Kwak zonder begeleiding het bos in laat gaan. Zij houdt zelf haar kinderen aan een touw, maar Donald zegt dat hij Kwik, Kwek en Kwak zo opspoort met een minigeigerteller en laat zien hoe gemakkelijk hij hen weer vindt. Hij heeft uranium knoopjes op de petjes van Kwik, Kwek en Kwak vast gemaakt. Kwik, Kwek en Kwak vragen of ze hen met rust willen laten want ze zijn bezig met een onderzoek voor de Jonge Woudlopers. Donald gaat weer terug naar zijn tent en valt in slaap. Als hij wakker wordt kan hij Kwik, Kwek en Kwak niet meer vinden omdat ze buiten het bereik van zijn apparaat zijn en hij gaat in een cirkel van twee kilometer rond de tent zoeken. Kwik, Kwek en Kwak zijn nog steeds op dezelfde plek en als ze de afstand tot hun oom willen meten zien ze dat hij verdwenen is en ze gaan hem zoeken. Donald struikelt over een boomstronk en landt op een boomstam die in een rivier drijft en verdwaalt totaal. Kwik, Kwek en Kwak vinden hun oom en zien dat hij zijn minigeigerteller niet eens aangezet had. Met behulp van een kaart brengen de neefjes hun oom weer terug naar de tent. Ze gaan weer het bos in maar moeten van Donald in de buurt blijven. Ze komen echter een beer met twee jongen tegen en slaan daarvoor op de vlucht, maar ze verliezen hun petjes die meegenomen worden door de beren. Donald wordt ongerust en gaat zijn neefjes zoeken. Hij ziet dat ze ver weg zijn en gaat kijken. Na een lange zoektocht ziet hij de petjes voor een grot liggen. Hij gaat de grot in maar komt de beren tegen en vlucht angstig een boom in. Kwik, Kwek en Kwak komen hem zoeken en helpen hem maar ze zijn nu echt verdwaald. Ze zien de vrouw met haar kinderen aan de lijn en volgen haar terug naar het kamp. Zij zegt dat ze net als een postduif altijd de weg terug kan vinden.
