Donald en zijn neefjes zijn bij Oom Dagobert in het geldpakhuis. Oom Dagobert vertelt dat zijn geld erg veilig is. Hij houdt het terrein om zijn geldpakhuis open en er liggen mijnen en er staat prikkeldaad. Het enige dat Oom Dagobert dwars zit, is dat zijn bril versleten is. Er zitten namelijk krassen op en hij kan zijn geld niet goed meer zien. Een nieuwe bril kopen kost hem echter te veel geld. Donald en Oom Dagobert kijken naar buiten en Oom Dagobert zegt dat hij nog niet echt een nieuwe bril nodig heeft want hij kan de boeven nog wel aan zien komen. De windmolens in de buurt kan hij ook nog zien. Maar Donald zegt dat er geen windmolens in de buurt staan maar dat er een olieboortoren staat. Oom Dagobert vindt dit vreemd want hij heeft alle olie vroeger al weggepompt. Als ze bij de boortoren gaan kijken, zien ze dat daar de Zware Jongens aan het werk zijn. Ze zijn bezig een gat te boren schuin onder het geldpakhuis van Oom Dagobert zodat ze het geld eruit kunnen pompen. Terug in het geldpakhuis draait Oom Dagobert rondjes in zijn zorgenkamer. Omdat hij geen oplossing tegen de dreiging weet, vraagt hij het aan zijn computer, een elektronisch brein van vijfentwintig miljoen euro. Die raadt hem aan om een tunnel van het pakhuis naar de rivier te graven en het geld zo ongezien weg te halen. Maar als hij dat wil laten doen wordt hem verteld dat het weken zou kosten om die tunnel te graven. Als ze bij het geldpakhuis buiten lopen, is Oom Dagobert zo woest dat hij tegen een steen schopt en hij doet zichzelf pijn want de steen zit vast. Het is een steen van de muur van het fort De oude Duckburg dat vroeger op de heuvel stond. Kwik, Kwek en Kwak denken dat er misschien nog een oude ontsnappingstunnel is en door met stangen in de grond te prikken vinden ze de tunnel. Oom Dagobert vraagt aan zijn elektronisch brein waar hij zijn geld heen zou moeten brengen. Die geeft als antwoord dat hij zijn geld onder de grond moet stoppen. Ze brengen het geld door de tunnel naar een boot en de enorme lading brengen ze naar sectie 26. Sectie 26 is een stuk land langs de rivier dat Oom Dagobert gekocht heeft. Ze pompen het geld daar in een gat in de grond. Omdat er daar een breuk zit tussen de verschillende lagen grond zal de bovenste aardlaag opzwellen en al het geld zal erin passen. Als het geld er eenmaal in ligt is er een grote heuvel ontstaan. Kwik, Kwek en Kwak vragen of dat niet op zal vallen maar Oom Dagobert zegt dat er niemand in de buurt woont en dat de grond toch van hem is. Inmiddels zijn de Zware Jongens tot het geldpakhuis doorgedrongen en hebben ze een pijp aangelegd waardoor het geld zou moeten stromen. Maar als ze de deksel van de pijp afhalen stroomt er wonderolie uit en komen ze onder de wonderolie zitten. Oom Dagobert had het pakhuis vol met wonderolie achtergelaten, als cadeautje voor de Zware Jongens. Oom Dagobert komt terug bij zijn geldpakhuis en slaat met zijn stok tegen de ontsteker van een mijn waardoor deze ontploft. Door zijn slechte bril dacht hij dat het onkruid was en hij is zwaar gehavend. De Zware Jongens voelen zich in de maling genomen en schamen zich voor hun flater. Ze vertrekken stiekem uit Duckstad naar een stuk land waar hun opa vroeger een boerderij had. Als ze aankomen bij sectie 26 langs de rivier zien ze daar een heuvel die zij zich niet kunnen herinneren. Ze gaan het hutje boven op de heuvel binnen en ze bedenken daar dat de heuvel misschien ontstaan is door druk van olie. Oom Dagobert, Donald en de neefjes zijn bezig de tuin om het geldpakhuis op te knappen maar Oom Dagobert mist zijn geld. Daarom gaan ze naar de berg geld, maar als ze daar aankomen vraagt Oom Dagobert zich af wat de windmolen boven op de heuvel doet. Donald zegt dat het een olieboortoren is waarmee de Zware Jongens aan het boren zijn. Oom Dagobert gaat boo eropaf om hen weg te jagen. Maar de Zware Jongens zeggen dat het land van hun opa is. Donald pakt de kaart van het kadaster en ziet dat Oom Dagobert sectie 29 gekocht heeft en niet sectie 26. Door zijn slechte bril had hij het verkeerd gelezen. Op dat moment boren de Zware Jongens de geldberg aan en spuit het geld de lucht in. De Zware Jongens zijn blij en Oom Dagobert is erg bedroefd. Maar Oom Dagobert geeft niet op en koopt eerst een nieuwe bril. Oom Dagobert wil op zoek naar Zware Opa om het land van hem te kopen voordat die weet dat al dat geld daar zit. Met de smoes dat hij voor de Zware Jongens wil werken laten de Zware Jongens hem de hut in. Daar hoort hij dat Zware Opa met nummer 186-802 in strafkamp Steengruis zit. Als hij weer weggaat loopt Oom Dagobert echter tegen Zware Opa op. Die is net voorwaardelijk vrij en kwam naar de hut. Hij vertelt dat het land eigenlijk niet van hem is maar van de regering. Oom Dagobert wil wegrennen om het land op zijn naam te laten zetten maar de Zware Jongens binden hem vast. De Zware Jongens gaan naar het registratiekantoor maar Oom Dagobert haalt hen over om door hem hun schoenen te laten poetsen. Terwijl hij dit doet bindt hij hun veters aan elkaar. Als hij weer wegrent struikelen alle Zware Jongens. Met hun boot vertrekken ze en de Zware Jongens gaan met hun rijdende boortoren achter hen aan. Maar in de stad stokt hun opmars doordat ze tegen elektriciteitskabels rijden. De Zware Jongens komen in de gevangenis en Oom Dagobert heeft zijn geld terug met een nieuwe bril.
