Oom Dagobert geniet van het baden in zijn geld en van het feit dat hij de rijkste ter wereld is. Maar Donald vertelt hem dat er iemand schijnt te zijn die rijker dan hij is. Hij heet Lodewijk Langbeen en hij schijnt een keizerrijk te bezitten. Oom Dagobert wordt boos en samen gaan ze naar de man toe om zijn bezittingen te bekijken. De man ontvangt hen hartelijk en beweert dat hij van alles het meest en het grootst heeft. Hij laat hun de ranch zien. De ranch is volgens hem zo groot dat naar de andere kant van de ranch bellen al te veel tijd kost. Hij heeft twaalf koks nodig om de belastinginspecteurs te eten te geven. Een man die te paard de buitenomheining inspecteerde heeft een lange baard en het is zelfs de zoon van de man die ooit met de inspectie begonnen was. Eindeloze rijen gebouwen vormen de vertrekken van de cowboys die op de ranch werken. Donald bekruipt het gevoel dat deze man veel rijker is dan Oom Dagobert. Oom Dagobert bekijkt de oogst en aan de enorme grote aardappels kan hij zien dat de oogst goed geweest is. Donald denkt dat Oom Dagobert wel jaloers zal zijn. Door het slechte weer kunnen ze de grote kantoorgebouwen niet zien. De gebouwen zijn zo hoog dat het personeel met raketten naar boven geschoten wordt om tijd te besparen. De velden katoen zijn zo groot dat de katoenkevers er niet eens aan durven te beginnen. Oom Dagobert ziet grote pinda's en concludeert dat het een goed jaar geweest moet zijn voor Lodewijk Langbeen. De boortorens op het landgoed boren zo diep dat ze zelfs tot India komen. Hij heeft ook een eigen roosterijtunnel waar de broodjes voor het ontbijt van de cowboys geroosterd worden. Ze gaan het gebouw waar de ontvangstkamer is binnen door een deur die van boven breder is dan van onderen want dan kunnen de opgeblazen buren gemakkelijk naar binnen. Binnen zien ze gouden zadels en platina sporen en brandijzers. In het huis is ook een uitgang die van onderen breder is dan van boven want de meeste mensen zijn zo onder de indruk van wat ze gezien hebben dat ze zich klein voelen als ze weer weggaan. Oom Dagobert vertelt op dat moment wie hij is. Hij heeft de magnaat al het geld geleend om zijn rijk op te bouwen. Omdat Langbeen blijkbaar een zeer goed jaar gehad heeft vraagt Oom Dagobert de eerste aflossing van zijn schuld. Donald voelt zich zo klein dat hij wil proberen door het sleutelgat van de uitgang te kruipen.
